Geschiedenis van de Dordtse Lenghenhof

Wie was de stichter van de Lenghenhof?

Met schepen, molens, onroerend goed en landerijen vergaarde de getalenteerde reder, koopman en zakenman Gijsbert de Lengh (1678 – 1755) een fortuin. Zijn familieleven was minder bloeiend: hij had één ongehuwde zuster en zelf trouwde hij pas op zijn 60ste, met de weduwe van zijn overleden compagnon Roeland Kuyter. Gijsbert de Lengh en Roeland Kuyter waren jarenlang zakenpartners, zeker vanaf 1707. Samen waren zij onder andere eigenaar van de achtkante zaagmolen ‘De Pauw’ op de Noordendijk.

De Lengh had geen kinderen en ook geen neven of nichten en zo rond 1753 – zijn echtgenote was inmiddels overleden – werd de vraag steeds crucialer: “Wat te doen met de erfenis?”

Voor de minder bedeelde medemens

Zoals regelmatig gebeurde in die tijd, besloot ook Gijsbert de Lengh dat zijn naam zou moeten voorleven en dat hij ook een mooi gebaar wilde maken ten aanzien van de minder bedeelde medemens. Er zou een hofje gesticht worden dat zijn naam moest dragen en bestemd zou worden voor zestien behoeftige vrouwen en zes arme gezinnen. Er moest natuurlijk ook een Regentenkamer komen. De voorbereidingen begonnen in 1753 met de aankoop, voor f 520 van het oude en vervallen huis van Agatha Johanna van Naarsen, douairière van François Geresteyn van Halewijn. De aangekochte grond tussen Bagijnhof en Vriesestraat werd bouwrijp gemaakt en er werden vast twee regenten benoemd, want met de gezondheid van
De Lengh ging het niet goed.

Regenten

Zoals hij had voorzien, stierf hij voordat het Hofje was opgeleverd, in december 1755. Zijn testament bevatte een lijst van onroerend goed – landerijen en huizen – en veel waardepapieren. Met het geld dat dit zou opbrengen, zouden de kosten van de afbouw van de Hof en het onderhoud kunnen worden betaald. Het was aan de twee reeds benoemde regenten, Mr. Pieter Hoeufft, Schepen van Dordrecht en Leendert Roos, koopman om nog twee regenten te kiezen. Dat werden David Crena, reder en de zuster van De Lengh, Elisabeth. Zij zorgden ervoor dat de Hof werd afgebouwd, ze maakten een reglement en beheersregels en in 1756 konden de eerste bewoonsters hun huisjes betrekken.

Enigszins in afwijking van eerdere plannen bestond de Hof uiteindelijk uit een vierkante Voorhof, met zestien woningen rond een binnentuin voor alleenstaande vrouwen en een Achterhof, met vier enkele huisjes voor echtparen en vier dubbele huisjes met een boven- en een benedenwoning voor vrouwen.

De toegangspoort aan de Bagijnhof kreeg een hardstenen bekleding met Lodewijk XV ornament en een plaquette daarboven die de naam vermeldde. Dat was inmiddels geworden: Regentenhofje anno 1755.

Onderhoud van de Hof

Een dergelijke hof vergt uiteraard regelmatig onderhoud. Dat betekende ook sloop en herbouw van een aantal woonblokken aan de achterzijde. De Voorhof is echter nog steeds in de 18de-eeuwse staat. Langzamerhand zijn de woningen wel van binnen allemaal aangepast aan de moderne eisen.

Onderhoud, het opknappen van woningen als er een nieuwe bewoonster aantrad en Polderlasten – belastingen voor grondeigenaren – vergden veel geld. Regelmatig zorgde dit voor een penibele financiële situatie waar voor altijd op het nippertje een oplossing werd gevonden.